Skip naar content
Skip naar content

Verdieping Ondernemerschap als duizenddingendoekje

De recent piekende toename van het aantal zzp’ers in de kunstensector versterkt de al twee decennia klinkende roep om meer cultureel ondernemerschap. Maar niet iedere zzp’er wil of kan zich opstellen als een entrepreneur. Ondernemerschap is een houding die niet iedereen past. Maar wie haar wel omarmt, en de jongere generatie doet dat in steeds grotere mate, krijgt vaak te maken met weinig aantrekkelijke tarieven.

Zonder direct te verwijzen naar de bezuinigingsslag van 2012 moet gezegd
worden dat de roep om meer ondernemerschap binnen de culturele sector
nooit eerder zo luid en langdurig wordt rondgetoeterd als de laatste
jaren. Toch was het voormalig staatssecretaris Rick van der Ploeg die de
term al introduceerde in 1999, in de presentatie van het cultuurbeleid
2001-2004: Cultuur als Confrontatie. “Het benutten van kansen vraagt van
kunstenaars en instellingen een open, actieve, publieksgerichte en
ondernemende houding: cultureel ondernemerschap. Zonder af te doen aan
het belang van verzakelijking, heb ik met dit begrip vooral innovatie op
het oog. De ondernemer is, in de betekenis die de econoom Schumpeter
eraan gaf, iemand die iets nieuws wil maken of iets op een nieuwe manier
wil doen, routines doorbreekt, ogenschijnlijk onbegaanbare wegen
bewandelt. De vernieuwing is geen doel op zichzelf, maar een middel om
verbindingen te leggen met andere publieksgroepen, met andere
disciplines of andere subculturen.”

Het zijn ronkende woorden die bij sommigen het nekhaar overeind deden staan: kunst is geen bedrijf!

Iets nieuws maken, of op een nieuwe manier maken. Routines doorbreken. En natuurlijk: verbindingen leggen. Een meer open blik naar de buitenwereld is hierbij van groot belang, evenals ‘een duidelijke oriëntatie op succes’. Het zijn ronkende woorden die bij sommigen het nekhaar overeind deden staan: kunst is geen bedrijf!

Dertien jaar na Cultuur als Confrontatie werd echter duidelijk dat er geen ontkomen meer aan was: de cultuursector moest nu ècht de eigen broek gaan ophouden, en cultureel ondernemerschap was het duizenddingendoekje waarmee zij de mindering van 20 procent aan overheidssubsidies te lijf kon gaan. Inmiddels zijn we acht jaar post-Zijlstra en nog steeds is niet voor iedereen duidelijk hoe dat ondernemerschap binnen de cultuursector er precies uit moet zien. Bestaat het überhaupt? En zo ja, welke vormen neemt het aan? Kun je een economisch model uit het bedrijfsleven eigenlijk wel loslaten op een sector als deze? En bij wie klop je aan voor hulp?

Ondernemerschap als mentaliteit

“Ik durf van mezelf te zeggen dat ik een ondernemer ben,” zegt Frank
Kimenai, tot januari 2020 verbonden aan netwerk- en kennisorganisatie
DutchCulture als programmamanager ten behoeve van het Creative Europe
programma. Hij is onder andere festivaldirecteur geweest, boeker en
muziekmanager. Als adviseur voor onder andere Fonds Podiumkunsten en de Academie voor Popcultuur en bestuurslid voor verschillende festivals
kent hij de sector vanuit verschillende invalshoeken. Maar zelf
ondernemen blijft voor hem op één staan, en hij hanteert daarbij
dezelfde Schumpeteriaanse definitie als Rick van der Ploeg twee decennia
geleden.

Ondernemerschap houdt niet op bij het vinden van financiering

“Ondernemerschap draait voor mij om bepaalde skills, die niet iedereen per se heeft, maar vooral ook om een intrinsieke motivatie om ideeën vorm te geven, steeds nieuwe dingen te creëren en daarbij kansen te zien. Het houdt zeker niet op bij het vinden van financiering, dat is maar een deel ervan.”

Een verschil tussen ondernemerschap en zzp-schap is er volgens hem zeker. Dat laatste is niet zelden een noodgedwongen construct om je staande te houden in de cultuursector. “Natuurlijk zijn er hele ondernemende zzp’ers, maar voor veel mensen is het ook een voorwaarde om überhaupt te kunnen werken in de sector, en niet altijd een eigen keuze of voorkeur.”

Net zoals zzp-schap en ondernemerschap niet één-op-één op elkaar passen, sluit een vaste aanstelling zeker geen ondernemerschap uit. Het bewijs wordt geleverd door Melanie Bühler, die als freelancer onder andere internationale evenementen rondom de toenemende digitalisering van de hedendaagse kunst organiseerde maar sinds 2017 een vaste aanstelling heeft als curator in het Frans Hals Museum in Haarlem. “Je bent als curator altijd bezig met het opzetten van een infrastructuur en het beheren van budgetten. Een vaste aanstelling verandert daar in de praktijk niet veel aan. Natuurlijk heb ik nu een vaste tentoonstellingsplek, je zou kunnen zeggen dat dat één zorg minder is, maar ik moet mij nog steeds ondernemend opstellen naar de buitenwereld toe.” Het vormgeven van ideeën, het vinden van financiering en het bedenken van creatieve oplossingen voor allerhande problemen blijft een dagelijkse gang van zaken voor haar. “Je bent in feite nog steeds aan het ondernemen, maar dan op een vaste plek.”

Een duidelijk verhaal

“Meer werk verkopen. Een groter publiek bereiken. Interessante(re) opdrachten. Blijven doen waar je voor staat. Klinkt dat aantrekkelijk? Wil je daarvoor in actie komen op een manier die bij jou past? Grijp dan deze kans!”

Deze zinnen op de website van Cultuur + Ondernemen prijzen de training ‘Route Ondernemerschap’ aan, een reeks van vier bijeenkomsten waarbij deelnemers inzicht en vaardigheden verwerven om zich zakelijk verder te professionaliseren ‘in de hedendaagse markt’.

Ondernemerschap begint met een duidelijk verhaal

“Ondernemerschap gaat wat ons betreft over veel meer dan vormen van financiering of het ontwikkelen van businessmodellen”, stellen Karen de Meester en Titia Haaxma, respectievelijk programmamanager en directeur van Cultuur+Ondernemen. “Het begint met een duidelijk verhaal. Wij zien in de praktijk echter vaak dat kunstenaars de rode draad in hun werk niet goed onder woorden weten te brengen, ongeacht de aard van die praktijk. Weten over te brengen wie je bent en wat je doet is in feite het startpunt van alles, ook van ondernemerschap.”

Cultuur+Ondernemen, in 2010 ontstaan uit een fusie tussen Kunst en Zaken en Kunstenaars & Co, fungeert als kenniscentrum voor zowel organisaties als individuele kunstenaars en creatieven. De kunstenaars en organisaties die hier aankloppen komen uit alle hoeken van de sector. De deelnemers van de Route Ondernemerschap bestaan voor meer dan de helft uit beeldend kunstenaars. Niet zo vreemd, want in de beeldende kunst is veruit de grootste groep zelfstandig werkende kunstenaars te vinden. Maar bij Strategie in Beeld voor directies en medewerkers van culturele organisaties komen deelnemers uit alle disciplines.

Het idee van een kunstenaar, choreograaf of musicus die zich met eenzijdige financiering van een overheid, instelling of mecenas enkel richt op zijn praktijk is een gepasseerd station, aldus De Meester. Zij merkt daarbij wel op dat het andere uiterste ook risico’s met zich meebrengt. Jonge, ondernemende kunstenaars en creatieven zijn vaak erg versnipperd bezig. Na het afstuderen zetten veel kunstenaars de bijbaantjes, die zij al gedurende de opleiding hadden, voort. Daarnaast ontplooien ze veel verschillende activiteiten binnen de kunst. Deels uit enthousiasme, deels uit bittere (financiële) noodzaak. “Het risico daarbij is dat op enig moment de kunstenaar zijn focus verliest en niet ver genoeg vooruitkijkt.”

Haaxma constateert dat ondernemerschap soms wordt beschouwd als een potentiële bedreiging voor de autonomie van de kunstenaar, maar is het daar niet mee eens. “Succesvol ondernemerschap maakt autonomie van kunstenaars juist mede mogelijk. Denk aan bijvoorbeeld aan het Concertgebouworkest, het Van Gogh Museum en kunstenaars als Joep van Lieshout en Daan Roosegaarde.”

Een kunstenaar moet maken

“Het hele idee van kunstenaar als ondernemer vind ik al heel raar”, zegt de Vlaamse schrijver, scenarist en journalist Gaea Schoeters. “Een kunstenaar moet kunst maken. Ik wil niet tachtig procent van mijn tijd spenderen aan een businessmodel, subsidies bijeenharken en een ‘product’ financieren. Deze gedachtegang is niet alleen voor kunst funest, het gaat over alle domeinen van het leven. Eigenlijk is het helemaal niet de taak van een kunstenaar om dergelijke problemen op te lossen.”

Financieel rendement is niet de rol van kunst

Over het toepassen van het geijkte ondernemerschapsmodel op de kunstensector – iets wat ook in België dreigt te gebeuren na de aangekondigde zware bezuinigingen - is Schoeters resoluut. “We moeten dat grotendeels vermijden. Maar zeker nu met die subsidie discussie is dat heel verleidelijk. Het is aangetoond dat kunst ‘rendabel’ is: voor elke euro die je in kunst investeert krijg je er drie terug. Maar financieel rendement is niet de rol van kunst. De ‘return’ die je van kunst krijgt is in de eerste plaats maatschappelijke winst. Kunst heeft een rol als kritische barometer van de maatschappij, om daarop te reflecteren. Dat hoeft helemaal niks op te brengen. Bepaalde vormen van kunst zijn een vorm van fundamenteel onderzoek, net zoals je dat bij de wetenschap hebt. En laat nu net fundamenteel onderzoek bij de wetenschap een van de dingen zijn waarop men wil bezuinigen. Maar als je kijkt naar de grootste ontdekkingen van de twintigste eeuw dan zie je dat veel van die doorbraken toevallig zijn ontstaan binnen het kader van fundamenteel onderzoek, en later via toegepaste wetenschap zijn omgevormd. In kunst gebeurt grotendeels hetzelfde. Er is een avant-garde die zoekt naar nieuwe ontwikkelingen en dat gaat dan naar een bredere kunst die meer publiek trekt. Als je die vernieuwing in zijn hart wil treffen dan verlies je ook die hele verbreding. Je merkt dat makers die zeer experimenteel beginnen zich evolueren naar een veel breder publiek.”

Het heetste hangijzer

Of ondernemerschap past bij een bestaan als zzp’er in de kunst is een vraag waar ideologisch over kan worden gediscussieerd. Maar of ondernemerschap als ‘kunst-zzp’er’ ook daadwerkelijk mogelijk is, hangt af van de economische realiteit: kan je je staande houden? Als er een onderwerp is waar zzp’ers in de kunstsector vrijwel continu over praten dan zijn het de tarieven. Volgens Bühler, die behalve in andere Europese landen ook in de VS heeft gewerkt, is financiële beloning zelfs het grootste verschil tussen landen onderling. “In Nederland werken is soms gewoon moeilijker omdat de vergoedingen beduidend lager zijn. Dat alleen kan al een enorm struikelblok zijn voor cultureel ondernemers.”

De Fair Practice Code stelt de belabberde beloningspraktijk aan de kaak. De in 2017 geïntroduceerde gedragscode heeft tot doel de positie van zowel zzp’ers als vaste werknemers in de kunstensector te verbeteren en de onderlinge verschillen te verkleinen. Dat betekent onder meer: hogere tarieven voor zzp’ers. Uit onderzoek dat Kunsten ’92 in 2019 publiceerde is gebleken dat zo’n maatregel ruim € 25 miljoen zou kosten. Daar komt wegens loonindexering nog eens ruim €64 miljoen bovenop. Kortom: €90 miljoen om het heetste hangijzer in de sector te tackelen.

Mensen zijn zich er bewust van dat een kentering nodig is

De Meester van Cultuur+Ondernemen is er nog niet van overtuigd dat dit bedrag zal worden vrijgemaakt met ingang van de Cultuurnota 2021-2024, maar hoopt er uiteraard wel op. Wel ziet ze door het bestaan van de Fair Practice Code de noodzaak van een redelijke vergoeding voor het werk van kunstenaars door steeds meer partijen wordt onderschreven. “Het maakt het gesprek over vergoedingen makkelijker te voeren en mensen zijn zich er bewust van dat een kentering nodig is.”

Oude garde en nieuwe generatie

Alle gesprekspartners zien het principe van cultureel ondernemerschap als een blijvend fenomeen. Bühler behoudt daarbij haar scepsis: “Het maakt absoluut deel uit van onze realiteit, maar ik zie het ook deels als een schijnoplossing die vaak over allerhande problemen heen geplakt wordt. Het wordt niet zelden beschouwd als een redmiddel voor zware financiële druk, maar je kunt niet tegen een kunstenaar of kleine instelling zeggen: ga je nu maar gewoon als een ondernemer gedragen, dan komt het goed. Zo werkt het niet.”

Voor twintigers en dertigers is ondernemerschap veel vanzelfsprekender

Kimenai ziet een duidelijk verschil tussen de ‘oude garde’ en de nieuwe generatie makers, organisatoren en (zakelijk) leiders. “Voor de twintigers en dertigers die zich nu in de sector aan het wortelen zijn is ondernemerschap veel vanzelfsprekender, alleen al omdat zij de hoogconjunctuur niet hebben meegemaakt. Zij hebben vaak een andere manier van werken en andere ideeën over het realiseren en financieren van plannen.”

De Meester is het hiermee eens. Volgens haar is het idee van cultureel ondernemerschap breed geaccepteerd in de sector . “Veel meer mensen vinden het niet alleen normaal om op een bepaalde manier ondernemend te denken en te handelen, maar ook om een redelijke vergoeding te krijgen voor hun werk. Hierdoor stijgt het niveau van dat ondernemerschap in de sector, en dat is pure winst. Het is absoluut een zaak van lange adem, ook wat betreft het niveau van financieren en samenwerken met andere sectoren, maar het gaat vooruit en de laatste jaren steeds sneller.”

Kimenai beaamt dit. Hij is een voorstander van ondernemender denken, maar vindt ook dat je die verantwoordelijkheid niet alleen bij de kunstensector kan neerleggen. “De markt moet hier ook ontvankelijker voor zijn. Als van ons wordt verwacht dat we bij het bedrijfsleven aankloppen voor financiering, moet het bedrijfsleven daar ook voor open staan. En het blijft belangrijk om daarbij aandacht te blijven houden voor de verschillende wijzen waarop kunst kan bijdragen aan de maatschappij. De waarde van kunst kun je niet alleen langs de financiële lat leggen.”