Skip naar content
Skip naar content

Handreiking Van bestuur-directiemodel naar raad-van-toezicht, hoe doe je dat?

  • Voor bestuursleden en directies van culturele organisaties
  • Informatie over, en praktische tips bij, een overstap van bestuur-directiemodel naar raad-van-toezicht

Met deze handreiking willen we stichtingen ondersteunen die willen overstappen van een bestuur-directiemodel naar een raad-van-toezichtmodel. De handreiking begint met de verschillen tussen beide modellen. Vervolgens gaan we in op de overwegingen om over te stappen van het ene naar het andere model en bespreken we de consequenties van deze keuze. Tot slot vind je een overzicht van de praktische zaken die je bij de overstap moet regelen.

Welke besturingsmodellen zijn er?

    De twee meest voorkomende besturingsmodellen voor stichtingen in de culturele sector zijn het bestuur-directiemodel en het raad-van-toezichtmodel. Het belangrijkste verschil tussen beide modellen is dat in het bestuur-directiemodel het bestuur eindverantwoordelijk is, terwijl in het raad-van-toezichtmodel de directeur-bestuurder eindverantwoordelijkheid is.

    In het bestuur-directiemodel kan het bestuur de directie mandateren om de dagelijkse leiding over de organisatie te voeren en bepaalde beslissingen te nemen. Mandateren is iets anders dan delegeren. Delegeren betekent dat het betreffende orgaan de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van een bevoegdheid overdraagt, terwijl die eindverantwoordelijkheid bij het verlenen van een mandaat bij het bestuur blijft. Een bestuur mag geen bevoegdheden delegeren en blijft dus formeel voor alle besluiten eindverantwoordelijk. Wel kan een bestuur de directeur machtigen om een bevoegdheid uit te oefenen in naam van en onder verantwoordelijkheid van het bestuur.

    Onderstaande tabel brengt de belangrijkste verschillen in beeld.

    Bestuur-directiemodel

    Raad-van-Toezichtmodel

    Verantwoordelijkheid voor artistiek en zakelijk beleid, bedrijfsvoering, contacten met belanghebbenden, strategie etc. ligt bij bestuur

    Verantwoordelijkheid voor artistiek en zakelijk beleid, bedrijfsvoering, contacten met belanghebbenden, strategie etc. ligt bij directeur-bestuurder

    Dagelijkse leiding (uitvoering) ligt bij bestuur; het bestuur kan deze taak mandateren aan een directeur

    Dagelijkse leiding (uitvoering) ligt bij directeur-bestuurder

    Het bestuur-directiemodel kent geen apart toezichthoudend orgaan

    Toezicht op realisatie van de missie en de algemene gang van zaken ligt bij de RvT

    Naast het bestuur-directiemodel en het raad-van-toezichtmodel bestaat er nog een derde besturingsmodel voor stichtingen: het one-tiermodel. In het one-tiermodel bestaat het bestuur uit uitvoerende en niet uitvoerende leden. We gaan in deze handreiking niet in op dit model omdat het relatief weinig voorkomt in de culturele sector. Via deze link kun je meer lezen over dit model.

    Welke overwegingen kunnen leiden tot overstap naar een RvT-model?

    Belangrijk is om je te realiseren dat beide modellen voor- en nadelen hebben. Het raad-van-toezichtmodel is niet per definitie beter dan het bestuur-directiemodel. Toch kan er aanleiding zijn om te kijken of het model dat je nu hanteert nog past.

    Vier redenen die kunnen leiden tot de overstap naar het RvT model

    i. De ontwikkelingsfase van een stichting

    In het bestuur-directiemodel is het bestuur verantwoordelijk voor zowel het beleid als de uitvoering ervan. Zolang de directeur of de zakelijke en artistieke leiding van de organisatie nog niet over alle benodigde zakelijke, bestuurlijke en financiële expertises beschikt, en het lastig is om deze in te huren, is het belangrijk dat er in het bestuur mensen zitten die deze expertises wel hebben. Zij kunnen de directeur of zakelijk leider dan bijstaan. Dit is vaak het geval in de beginfase van een stichting of bij kleine stichtingen.

    Dat het bestuur verantwoordelijk is voor beleid en uitvoering betekent overigens niet dat het bestuur de daaruit voortvloeiende taken ook allemaal zelf moet uitvoeren. Het bestuur kan een directeur mandateren voor uitvoerende taken. Het blijft echter wel eindverantwoordelijk.

    Naarmate de organisatie groeit, neemt de complexiteit van de organisatie vaak toe. Er komen meer voorstellingen, festivals, tentoonstellingen of andere activiteiten. Als gevolg daarvan neemt het aantal medewerkers toe. De organisatie krijgt meer externe contacten. De organisatie gaat meer en/of meerjarige subsidies aanvragen of gaat op zoek naar meer verschillende financieringsbronnen.

    Naarmate de organisatie professioneler gaat functioneren, kan het wenselijk zijn dat de directeur meer beleidsmatige vrijheid krijgt en meer verantwoordelijkheid. Expertises die de directeur niet zelf bezit, kan hij of zij inhuren. In die ontwikkelingsfase, met groei in professionaliteit, omvang en complexiteit, past het raad-van-toezichtmodel vaak beter.

    ii. Complexiteit en dynamiek in de omgeving

    Wanneer een organisatie in rustig vaarwater verkeert, is het voor een bestuur relatief eenvoudig om zicht te houden op wat er in en om de organisatie heen speelt. Als de omgeving van de organisatie complexer wordt, is er meer werk aan de winkel. Bijvoorbeeld doordat ze moet inspelen op grote veranderingen in haar publiek, samenwerkingspartners of arbeidsmarkt of als de financiering onzeker wordt. Dit kan ertoe leiden dat een directeur meer bewegingsvrijheid nodig heeft, waardoor een raad-van-toezichtmodel meer voor de hand ligt. Het kan ook zijn dat juist in zo’n situatie de inzet van menskracht en expertise van bestuursleden nodig is. Welke kant de medaille opvalt, hangt mede af van de andere factoren die in deze paragraaf de revue passeren.

    iii. De kwaliteit en ambities van de directeur

    Net zoals een organisatie kan groeien, kan ook een directeur groeien in zijn/haar ontwikkeling of rol. Hij/zij is steeds beter in staat om zelfstandig de dagelijkse bedrijfsvoering in te richten en de koers van de organisatie te bepalen. Ook de wens om sneller en daadkrachtiger te kunnen handelen, kan een reden zijn om naar een raad-van-toezichtmodel over te stappen.

    De persoonlijke ambities en opgebouwde expertise van de directeur kunnen een reden zijn om de overstap te maken. Het bestuur moet dan toetsen of dit model toekomstbestendig is. Heeft de organisatie nu en in de toekomst voldoende organisatorische en financiële draagkracht? Is dit ook het geval wanneer er in de toekomst een gekwalificeerde opvolger voor de huidige directeur-bestuurder in spe gezocht moet worden?

    iv. De behoefte aan onderscheid tussen uitvoering en toezicht

    Het bestuur voelt soms dat het te ver afstaat van de dagelijkse praktijk om nog langer de eindverantwoordelijkheid te dragen voor alle dagelijkse beslissingen. Vaak heeft het bestuur de directeur al gemandateerd voor veel van zijn taken. Maar het bestuur blijft formeel eindverantwoordelijk en alle beslissingen waarvoor de directeur niet is gemandateerd moet hij of zij voorleggen aan het bestuur. Dit kan op den duur onpraktisch worden.

    Ook de wens om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen toezichthoudende en uitvoerende taken, kan aanleiding zijn om de overstap te maken naar een raad-van-toezichtmodel. Bij de keuze voor het raad-van-toezichtmodel draagt het bestuur de verantwoordelijkheid voor beleid en bedrijfsvoering over naar de directeur-bestuurder. Hun rol verandert dan in die van toezichthouders die er vanuit een onafhankelijke positie op toe moeten zien of de organisatie goed functioneert en of ze haar missie en doelstellingen vervult.

    Onderstaand figuur brengt de factoren in beeld die meewegen bij de keuze van een van beide modellen. Bij een lage score op deze kenmerken ligt de keuze voor een bestuur-directiemodel het meest voor de hand, bij een hoge score een raad-van-toezichtmodel.

    Afwegingen voor Bestuursmodel of Raad-van-toezichtmodel

    Tekstomschrijving figuur

    De afbeelding weergeeft een schaal. Links staan 5 overwegingen die betrekking hebben op de keuze van het meest passende besturingsmodel. Links van de schaal staat bestuur en rechts van de schaal staat raad van toezicht.

    De overwegingen staan onder elkaar geschreven aan de linkerkant. De schaal loopt van klein of laag naar groot of hoog. Met aan de klein / laag kant bestuur geschreven en aan de groot/hoog kant raad van toezicht.

    De eerste overweging is de omvang van de organisatie. De tweede overweging is complexiteit van de organisatie. De derde overweging is complexiteit en dynamiek van de omgeving. De vierde overweging is de kwaliteit en ambitie van de directeur. De vijfde en laatste overweging is de scheiding besturen/toezichthouder.

    Bij een lage score op deze kenmerken ligt de keuze voor een bestuur-directiemodel het meest voor de hand, bij een hoge score een raad-van-toezichtmodel.

    Welke consequenties heeft de keuze voor een raad van toezicht model?

    De overstap naar een raad-van-toezichtmodel heeft een aantal consequenties. Betrek deze bij je keuze voor het best passende besturingsmodel.

    Wat verandert er concreet?

    De belangrijkste verandering ten opzichte van het bestuur-directiemodel is dat de directeur-bestuurder in het raad-van-toezichtmodel eindverantwoordelijk is voor beleid en uitvoering. De raad van toezicht houdt hierop toezicht.

    Een raad van toezicht heeft in ieder geval drie rollen:

    1. Als toezichthouder houdt de raad toezicht op of de stichting haar maatschappelijke doelen realiseert en op de continuïteit van de organisatie. Ook keurt hij het (meerjaren-)beleidsplan, de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening goed en benoemt de raad de accountant.
    2. Als werkgever werft, selecteert, benoemt en beoordeelt hij de directeur-bestuurder.
    3. Als adviseur geeft hij gevraagd en ongevraagd advies aan de directeur-bestuurder. Daarbij is het belangrijk dat de raad van toezicht zich realiseert dat hij niet ‘op de stoel van de directeur-bestuurder gaat zitten'. Sommigen geven er daarom de voorkeur aan om deze derde rol te benoemen als ‘klankbord’ of 'sparringpartner’. Adviseur veronderstelt volgens hen een te sterke inhoudelijke betrokkenheid van de toezichthouder bij het onderwerp in kwestie. Daardoor zou de toezichthouder vervolgens zijn onafhankelijke toezichthoudende rol niet meer goed kunnen vervullen. Zij vinden het meer passend om als toezichthouder kritische vragen te stellen en feedback te geven. Zo kunnen toezichthouders ervoor zorgen dat alle relevante perspectieven en overwegingen de revue zijn gepasseerd voordat de directeur-bestuurder een besluit neemt.

    Kijk voor een uitgebreidere beschrijving van de rollen en verantwoordelijkheden van de raad van toezicht naar Principe 7 van de Governance Code Cultuur.

    Tenslotte spelen raden van toezicht ook wel eens een vierde rol, namelijk de rol van ambassadeur. Waar nuttig en nodig spreken zij hun netwerk aan om de organisatie te steunen. Dit laatste altijd in overleg met de directeur-bestuurder.

    Met de verschuiving van de verantwoordelijkheid van bestuur naar directeur-bestuurder krijgen de voormalige bestuursleden een andere positie in de organisatie. Zij kunnen zich niet meer direct met de dagelijkse gang van zaken bemoeien of het beleid bepalen. Dit vraagt zowel van hen als van de directeur-bestuurder ander gedrag. Het is belangrijk om met elkaar te bespreken of die nieuwe rol past bij de zittende bestuursleden.

    Welk deskundigheid en competenties heeft de raad van toezicht nodig?

    Bij de overstap naar een raad-van-toezichtmodel bespreek je ook welke deskundigheid en competenties essentieel zijn in de raad van toezicht. Voorop staat natuurlijk dat toezichthouders een visie hebben op de toekomst van de organisatie en op het type toezicht dat de organisatie in de komende periode nodig heeft.

    De belangrijkste competenties die nodig zijn als toezichthouder hebben te maken met de beschreven rollen. Globaal zijn de volgende competenties voor iedere toezichthouder van belang:

    • Analytisch en strategisch werk- en denkniveau en een brede maatschappelijk-culturele oriëntatie;
    • Kennis van de context van de organisatie, haar belangen en de belangrijkste spelers in haar netwerk;
    • Rolbewustzijn als toezichthouder;
    • Onafhankelijkheid en integer handelen.

    Vaak zitten er in de raad van toezicht ook enkele leden zitten met specifieke expertises. Denk aan financiële, juridische, HRM en bestuurlijke expertise en/of kennis en ervaring in het vakgebied van de organisatie. De afgelopen tijd zijn ook onderwerpen als diversiteit, digitalisering en duurzaamheid belangrijker geworden. Steeds vaker hebben culturele organisaties niet alleen artistieke doelstellingen, maar willen ze ook bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, bijvoorbeeld op het gebied van geestelijke gezondheid of kansenongelijkheid. Met expertise op deze terreinen haal je kennis in huis van gebieden waarin je stichting nog niet primair actief is, maar wel kansen of een opdracht voor zichzelf ziet.

    Aan welke kennis en ervaring een raad van toezicht behoefte heeft, is niet voor iedere raad van toezicht hetzelfde. Kijk daarvoor vooral naar het speelveld waarin de organisatie opereert en naar de doelen die ze zichzelf stelt. Denk bijvoorbeeld aan een toezichthouder met bouwkundige kennis als er een verbouwing of nieuwbouw op komst is. Wanneer bepaalde competenties ontbreken of tekortschieten, kun je ook aan bijscholing denken.

    Vanzelfsprekend moeten beoogde leden van de raad van toezicht ook voldoende tijd hebben om hun toezichthoudende taken te vervullen.

    Met welke onderwerpen krijg je als raad van toezicht nog meer te maken?

    De raad van toezicht heeft een aantal jaarlijks terugkerende, verplichte taken. Denk hierbij aan het goedkeuren van het (meerjaren-)beleidsplan, de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening. Ook overleg met de ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (PVT) - indien aanwezig - is verplicht.

    Daarnaast zijn er activiteiten die niet verplicht zijn, maar die wel bijdragen aan inzicht in het functioneren van de organisatie. Denk hierbij aan werkbezoeken en contact met vrijwilligers en ZZP’ers die voor de organisatie werken. Ook kan het zinvol zijn dat de raad van toezicht zich laat informeren over belangrijke ontwikkelingen in het werkveld van de organisatie, bijvoorbeeld door team- of projectleiders binnen de organisatie.

    Volgens de Governance Code Cultuur moet de raad van toezicht jaarlijks een zelfevaluatie uitvoeren en eens in de drie jaar een zelfevaluatie onder externe begeleiding.

    Wanneer de organisatie in problemen verkeert, is het vaak onvermijdelijk dat de raad van toezicht dichter bij de organisatie en de directeur-bestuurder komt te staan en dat er meer en intensiever contact is.

    Als de directeur-bestuurder uitvalt, moet de raad van toezicht voor vervanging zorgen. In de statuten staat als het goed is wat er dan moet gebeuren.

      Wat verandert er voor de directeur?

      In een raad-van-toezichtmodel is de directeur-bestuurder eindverantwoordelijk voor ‘alles’. Wel moet hij of zij bepaalde besluiten ter goedkeuring voorleggen aan de raad van toezicht. Dit geldt onder meer voor de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag. Ook bij besluiten met ingrijpende gevolgen voor de organisatie en voor uitgaven boven een bepaald bedrag is vaak goedkeuring nodig van de raad van toezicht. Deze punten worden vastgelegd in de statuten.

      De overdracht van eindverantwoordelijkheid betekent dat de directeur-bestuurder er meer dan de directeur in het bestuur-directiemodel ‘alleen voor staat’. Wanneer de directeur al het mandaat had voor het nemen van de meeste dagelijkse beslissingen, verandert er in de dagelijkse praktijk vaak niet veel. Maar in de nieuwe situatie liggen ook alle belangrijke beslissingen op zijn of haar bordje. Vanzelfsprekend kan de directeur-bestuurder advies vragen aan de raad van toezicht. Zeker in tijden van crisis. Tegelijkertijd past hierbij terughoudendheid. Wanneer de directeur-bestuurder een toezichthouder uitgebreid om advies vraagt, maak deze de toezichthouder als het ware medeverantwoordelijk voor een beslissing en kan de toezichthouder niet langer geheel onafhankelijk toezicht houden. Soms is het daarom beter om eventueel ontbrekende expertise extern in te huren. Wel kan de directeur-bestuurder de raad van toezicht benutten als klankbord. De directeur-bestuurder kan de raad uitnodigen om zoveel mogelijk kritische vragen te stellen over voorgenomen besluiten. Om zo zeker te weten dat er geen belangrijke zaken of perspectieven over het hoofd zijn gezien. Bij dit samenspel tussen raad van toezicht en directeur-bestuurder is het zoeken naar de juiste balans. Het vraagt van beide partijen goede communicatieve vaardigheden, openheid en het bouwen aan wederzijds vertrouwen.

      Welke zaken moeten er geregeld worden als de keuze is gemaakt?

      Als het bestuur eenmaal heeft besloten om over te stappen naar het raad-van-toezichtmodel vragen de volgende zaken de aandacht:

      Begeleiding

      • Bepaal samen (bestuur en directeur) of jullie de overstap zelfstandig gaan doen, of dat jullie je laten begeleiden door een externe deskundige. Deze kan jullie adviseren en jullie meenemen in de keuzes die jullie moeten maken.

      Besluit nemen en vastleggen

      • Notuleer het (voorgenomen) besluit om over te stappen in de notulen van de vergadering, inclusief aanpak en streefdata.

      Belanghebbenden informeren

      • Informeer de interne belanghebbenden: je medewerkers, ZZP’ers, vrijwilligers en stagiaires en (indien aanwezig) de PVT of OR. Zowel de OR als de PVT hebben adviesrecht op het voorgenomen besluit (artikel 25, lid 1a en 1e WOR), dat hen schriftelijk en tijdig moet worden voorgelegd (artikel 25, lid 2 WOR).
      • Informeer waar nodig je subsidiegevers en externe belanghebbenden.

      Statuten aanpassen bij de notaris

      • Laat de bestaande statuten aanpassen naar het nieuwe besturingsmodel door een notaris. De notaris zal ze checken op juistheid en zal de statuten, na ondertekening door de leden van de raad van toezicht en de notaris, deponeren in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
      • In de statuten leg je onder meer vast welke taken en verantwoordelijkheden de raad van toezicht en de directeur-bestuurder hebben en welke besluiten van de directeur-bestuurder door de raad van toezicht goedgekeurd moeten worden.
      • Laat de notaris een check doen op de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR), als je dit niet eerder gedaan hebt. Je bent verplicht om bij de eerstvolgende statutenwijziging de vereisten uit de WBTR in je statuten op te nemen. Een belangrijk onderdeel van deze wet is dat in de statuten vastgelegd moet zijn wat je doet als de bestuurder of de toezichthouders uitvallen (belet en ontstentenis van de bestuurder of toezichthouders).

      Reglementen en afspraken over informatievoorziening

      • Stel reglementen op waarin jullie duidelijk vastleggen welke verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken de directeur-bestuurder en de raad van toezicht hebben. Dit geeft duidelijkheid over ieders verplichtingen en bevoegdheden. Reglementen zijn een aanvulling op de statuten. Ze zijn meer dan statuten gericht op de dagelijkse praktijk en bevatten vaak meer gedetailleerde afspraken over bijvoorbeeld vergaderingen, informatievoorziening en onderlinge communicatie.

      Het opstellen van reglementen is niet verplicht, maar helpt wel om rollen, taken, verantwoordelijkheden en onderlinge verwachtingen te verduidelijken.

      Samenstelling raad van toezicht en profielen

      • Stel een profiel op voor de raad van toezicht als geheel en voor de afzonderlijke leden van de raad van toezicht, inclusief de voorzitter. Verwerk hierin zowel algemene competenties als specifieke deskundigheidsvereisten.
      • Bepaal of jullie bij de overstap naar het nieuwe besturingsmodel starten met de huidige bestuursleden, met nieuwe toezichthouders of een mix van beide. Een voordeel van het meenemen van een aantal bestuursleden is dat er kennis en ervaring in de organisatie blijft. Zij moeten zich wel realiseren dat de nieuwe rol van toezichthouder ander gedrag vraagt. Toezichthouders kunnen zich niet met alles binnen de organisatie bemoeien. Ze moeten het beleid en de bedrijfsvoering overlaten aan de directeur-bestuurder.
      • Stel een nieuw rooster van aftreden op, waarbij de termijnen van de zittende bestuursleden die meegaan naar de raad van toezicht doorlopen in het nieuwe rooster.

      Governance Code Cultuur onderschrijven

      • Bepaal of jullie de Governance Code Cultuur onderschrijven. Voor culturele organisaties die een (meerjarige) subsidie ontvangen van een gemeente, provincie, de landelijke overheid of een van de rijkscultuurfondsen is dit vaak verplicht. Wanneer de stichting de code onderschrijft, kunnen jullie dit vastleggen in de nieuw op te stellen statuten en/of er melding van maken op de website van de organisatie. Wanneer de organisatie verplicht is om de code toe te passen, moet in subsidieaanvragen en jaarverslagen worden verantwoord hoe de organisatie dit doet.

      Evalueren

      • De overstap naar een raad-van-toezichtmodel kan in de praktijk weerbarstiger zijn dan deze op papier lijkt. Plan daarom direct een eerste evaluatiemoment in over 6-12 maanden na de overstap. Daarbij kun je gebruik maken van externe begeleiding. Met een onafhankelijke externe begeleider is het vaak eenvoudiger om gevoelige onderwerpen te bespreken en afspraken te maken over jullie je verder willen ontwikkelen of welke nieuwe doelen jullie willen stellen. Leg deze afspraken vast in een verslag.

      Verzekering afsluiten

      • Een stichting is een formele rechtspersoon en is daarmee verantwoordelijk voor haar verplichtingen. Bestuurders en toezichthouders zijn daarom in principe niet privé aansprakelijk. Toch is het verstandig om een bestuursaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten (of deze aan te passen). Op de website van de Kamer van Koophandel (KvK) lees je meer over bestuursaansprakelijkheid.

      Inschrijven bij KvK

      • Geef de samenstelling van de raad van toezicht door aan de KvK. Dit geldt ook voor toekomstige wijzigingen in de samenstelling. Een juiste inschrijving (of uitschrijving) is van belang voor je bestuursaansprakelijkheid en de geldigheid van bestuursbesluiten.
      • Check je inschrijving bij het UBO-register: UBO’s (ultimate beneficial owners) zijn mensen die de uiteindelijke eigenaar zijn of mogen beslissen over een organisatie. Bij een stichting zijn dit bestuurders en toezichthouders. Kijk voor een uitleg over wat de UBO inhoudt op de website van de KvK.

      Tot slot

      Mocht je behoefte hebben aan meer informatie of wil je een keer sparren over de vraag welk besturingsmodel bij jullie organisatie past, dan kun je een afspraak maken voor een kosteloos oriëntatiegesprek.

      Deze handreiking sluit aan bij Governance Code Cultuur principe 4, aanbeveling 1