Skip naar content
Skip naar content

Verdieping De sociaal-economische positie van kunstenaars als ‘wicked problem’

De Vlaamse socioloog Delphine Hesters deed uitgebreid onderzoek naar de sociaal-economische positie van kunstenaars. Dat is een 'wicked problem' waar ze hier meer over vertelt. Een belangrijk onderwerp voor kunstenaars, "omdat het goed is grip te hebben op de realiteit waarin je opereert en de mechanismen daarin te kennen."

Delphine Hesters vertelde over haar onderzoek tijdens het tweedelig webinar The Asset of Art. Daar kwam ook de Amerikaanse auteur Jeff Goins aan het woord over de mythe van de lijdende kunstenaar en ging het over innovatieve, internationele samenwerkingsprojecten.

Over Delphine Hesters

Delphine Hesters

Hesters is auteur van het boek D.I.T. (Do it together): de positie van de kunstenaar in het hedendaagse kunstenveld. Als socioloog werkte ze bij het Belgische Kunstenpunt, waar ze veel en uitvoerig onderzoek deed naar de sociaal-economische positie van de hedendaagse kunstenaar. Hesters probeert niet alleen de positie van kunstenaars te begrijpen, maar ook hoe het systeem werkt en wat kunstenaars in de positie brengt waarin zij zich bevinden.

'Wicked problem'

Die positie is volgens de socioloog een ‘wicked problem’: een ingewikkeld en gelaagd probleem dat zelf weer is verbonden aan andere grotere maatschappelijke problemen. Er is bij de vele stakeholders van wicked problems meestal wel overeenstemming dát er een probleem is, maar niet over wat het probleem nou precies is. Daardoor is het vinden van een oplossing moeilijk en is het vaak niet eens duidelijk of er überhaupt iets opgelost is. De kwetsbare sociaal-economische positie van kunstenaars is een wicked problem, want het is onderdeel van grotere maatschappelijke problemen. Oplossingen die aangedragen worden in de praktijk of door het beleid zijn vaak slechts deeloplossingen en kunnen op hun beurt weer nieuwe problemen veroorzaken.

Verschuivingen

In haar presentatie besprak Hesters vier grote verschuivingen in de kunstwereld waardoor kunstenaars in hun positie zijn gekomen. Als eerste die van groeiende ongelijkheid in een groeiende markt. De laatste jaren is in de kunsten meer geld beschikbaar en door mondialisering zijn er meer kansen. Ook zijn er meer musea, galeries, residency’s en biënnales dan ooit tevoren. Nieuwe technologieën maken nieuwe manieren van distributie en communicatie mogelijk. Die groei en potentie komen echter slechts een beperkt aantal kunstenaars ten goede. De beeldende kunstmarkt is een winner takes it all market: een klein aantal spelers gaat er met de winst vandoor. De groei van de markt als geheel gaat hand in hand met een groei van ongelijkheid onder kunstenaars.

Een tweede verschuiving is die van interesse in kunst naar interesse in creativiteit. Het belang van kunst moet steeds maar weer worden verdedigd, en tegelijkertijd zijn kunstenaars - ingeschakeld onder de ruimere noemer ‘de creatieve industrie’, juist heel hip. In deze context worden kunstenaars vaak uitgenodigd om mee te werken aan projecten, wat nieuwe kansen biedt voor kunstenaars, maar wat ook het gevaar van instrumentalisering van kunst met zich meebrengt: het belang ligt vaak niet bij de kunst of de kunstenaar zelf, maar bij het economisch/toeristisch/sociaal doel.

Individualisering en flexwerk in de ‘collectieve sectoren’ van de podiumkunsten en muziek vormen de derde verschuiving die Hesters constateert. Podiumkunstenaars en muzikanten zijn steeds minder vaak aangesloten bij een gezelschap. De meeste kunstenaars in deze deelsector werken tegenwoordig als flexwerkers, op projectbasis, waardoor ze steeds meer gemeen hebben met de beeldende kunstenaars. Deze laatste groep heeft dus steeds meer bondgenoten in andere deelsectoren.

De laatste is een verschuiving in de relatie tussen kunstenaars en de organisaties waarmee ze samenwerken, van de geest van ‘samenwerking’ naar die van ‘service’. De verschuiving naar dienstverlening markeert een shift in de bedrijfscultuur van de kunstensector. Ze maakt deel uit van een marktrelatie van vraag en aanbod, waarin de prijs niet alleen op basis van noden, maar ook door schaarste bepaald wordt. Vragers en aanbieders handelen elk uit eigenbelang en niet uit een coöperatieve of zorgende logica. Bovendien zorgt grotere competitie voor lagere prijzen. Wanneer de hoogte van uitkoopsommen en fees (mede) bepaald wordt door ‘hoever de andere partij bereid is te gaan’, zit men niet naast, maar tegenover elkaar aan de tafel. Zo drijven we af van een gelijkwaardige samenwerking, waarbij alle partijen in dialoog en vertrouwen, zij-aan-zij werken aan een gemeenschappelijk doel en waarin een individuele kunstenaar een speler is gelijkwaardig aan een grote instelling.

Een beeldend kunstenaar besteedt gemiddeld 53 procent van diens werktijd aan de core business

Uitdagingen

Hesters beschrijft een aantal uitdagingen waar kunstenaars in het uitoefenen van hun beroep tegenaan lopen, variërend van tijdgebrek tot geldgebrek. Zo combineren kunstenaars van alle disciplines meerdere werkkringen en projecten, zowel binnen als buiten de kunst en vaak om financiële redenen. Een wetenschappelijk onderzoek naar Vlaamse professionele beeldende kunstenaars (publicatie 2016) toonde dat een beeldend kunstenaar gemiddeld 53 procent van diens werktijd aan de core business, d.w.z. kunst besteedt. Van de overige werkzaamheden is 15 procent gerelateerd aan kunst, 8 procent van de tijd wordt besteed aan artistiek werk in andere sectoren en 24 procent van de werktijd wordt gespendeerd buiten de kunst. De vraag voor veel kunstenaars is dan ook niet alleen hoe krijg ik inkomen, maar ook hoe manage ik mijn tijd, hoe krijg ik genoeg ruimte om mijn praktijk te ontwikkelen.

Economische kwetsbaarheid

Volgens hetzelfde onderzoek is het mediaan netto jaarinkomen van beeldend kunstenaars lager dan dat van kunstenaars uit andere disciplines. Al geldt dat voor kunstenaar uit alle disciplines de mediaan lager ligt dan de mediaan van de gehele bevolking in België, terwijl de meeste kunstenaars hoogopgeleid zijn. Veel kunstenaars leven onder de armoedegrens of zijn afhankelijk van een partner met inkomen. Slechts 11 procent van alle beeldend kunstenaars kan leven van zijn of haar werk als kunstenaar. (Een percentage dat overigens even hoog ligt als de meeste andere kunstdisciplines). Vrouwelijke beeldend kunstenaars hebben het moeilijker dan mannen. Onder kunststudenten zijn er net zoveel mannen als vrouwen, maar tijdens de loopbaan vallen meer vrouwen af dan mannen. Ook financieel zijn de verschillen uitgesproken; vrouwen in de leeftijd van 54-64 jaar verdienen 10.000 euro minder dan mannen in die leeftijdsgroep.

Lineaire carrière?

De mythe van de lineair groeiende carrière in de kunst correspondeert niet alleen niet met de werkelijkheid, maar kan ook schadelijk zijn voor kunstenaars. De redenering wordt immers maar al te vaak omgedraaid: kunstenaars die niet ‘groeien’ kunnen geen topkunstenaars zijn. “We moeten een andere taal ontwikkelen om te kunnen praten over een loopbaan in de kunst”, vindt Hesters, “tegenwoordig is het beeld van een carrière die in een rechte lijn omhoog gaat niet meer realistisch, maar tegelijkertijd wordt dit beeld nog wel gebruikt door beleidsmakers om succes te meten. Omdat een kunstenaarscarrière lastig in een stijgende lijn te vatten is, kan dit beeld schadelijk zijn voor kunstenaars.” Bezinning, stilstand of reflectie op de ontwikkeling van werk is noodzakelijk, en daarvoor is in dat beeld weinig ruimte.

Collectief veranderen

“Wanneer succesvolle kunstenaars nog steeds in groten getale onder de armoedegrens leven, moeten we dat zien als een belangrijk signaal dat er iets mis is, dat het hele systeem van werken in de kunsten toe is aan een revisie”, betoogt Hesters. Ze concludeert dat het systeem als geheel niet houdbaar is en toe is aan verandering: “Als kunstenaar kun je dealen met het systeem terwijl je er deel van uitmaakt en het voor jou laten werken. De vraag is dan met welke mindset en strategieën je dat volhoudt. Je kan echter ook kiezen voor een ander perspectief en proberen het systeem mee te veranderen, naar een eerlijker en duurzamer systeem.”

Interview met auteur Jeff Goins: ‘Slagen als kunstenaar begint met een verandering van mindset’

In haar publicatie geeft Hesters verschillende voorbeelden van bewegingen en collectieven die – vanuit hun eigen waarden – gericht zijn op verandering. Bij systeemveranderingen gaat het altijd om een collectieve daad. En, benadrukt ze: “Bij de grote veranderingen binnen de manier waarop de kunstensector georganiseerd is, zijn kunstenaars áltijd een drijvende kracht geweest.” Een voorbeeld in Nederland is het collectief van kunstenaars en kunstorganisaties, dat mede heeft gezorgd voor het ontstaan van de Fair Practice Code.

Hesters sluit af met een citaat van antropoloog Margaret Mead: “Never doubt that a small group of thoughtful, committed citizens can change the world; indeed, it’s the only thing that ever has.” En ze voegt er een oproep aan kunstenaars bij: “Zoek manieren om uit je overlevingsmodus te stappen en je praktijk te continueren in een betekenisvolle manier, maar ook verder te gaan dan dat, naar collectieve verandering van het systeem.”

Amerikaans auteur Jeff Goins prikt de mythe van de 'starving artist' door en geeft je handvatten om dat ook zelf te doen

En behoefte aan meer inspiratie? Zie hier vier voorbeelden van innovatieve, internationale samenwerking

Over The Asset of Art

Hoe houd je je als mid career kunstenaar staande in een nieuwe wereld? Hoe verover en behoud je je positie in een landschap dat nieuwe mogelijkheden biedt en tegelijk vraagt om andere vaardigheden? Die vragen stonden centraal in het tweedelig webinar The Asset of Art. Dat werd op 19 november en 10 december 2020 georganiseerd door Art is a Guaranty, de organisatie van Annick Vroom, in samenwerking met Cultuur+Ondernemen, het Amsterdams Fonds voor de Kunst, CBK Rotterdam en ING, met medewerking van Stroom Den Haag.

Mede mogelijk gemaakt door het Europees Sociaal Fonds

Lees er meer over