Voor wie is deze handreiking?
Deze handreiking is voor culturele organisaties met een bestuur-model die nadenken over de vraag of ze vergoedingen willen toekennen aan hun bestuur.
Wat vind je in deze handreiking?
Je vindt hier overwegingen om al dan niet een vergoeding toe te kennen aan leden van besturen in de cultuursector en suggesties voor hoe je de discussie hierover kunt aanpakken.
Je kunt deze handreiking hier downloaden als PDF.
We hebben ook een vergelijkbare handreiking voor stichtingen met een raad-van-toezicht-model.
Introductie
De meningen zijn verdeeld over de vraag of het voor culturele organisaties passend is om hun bestuursleden een vergoeding te geven. We bedoelen hier de statutaire bestuurders en niet de directeur die een beloning krijgt op basis van een arbeidsovereenkomst. Er zijn goede redenen te geven waarom de functie van bestuurslid een vergoeding verdient of zelfs vereist. Er zijn ook redenen waarom daar terughoudendheid bij past.
Deze handreiking brengt voor- en tegenargumenten in kaart. Ze is bedoeld als hulpmiddel bij het voeren van de discussie over dit onderwerp, bij het maken van passende keuzes en een heldere verantwoording daarvan.
Het bestuur is bevoegd om zelf een besluit te nemen over het verlenen van een vergoeding en de hoogte ervan. Vanzelfsprekend moeten de middelen van de organisatie dit toelaten en is het goed om het onderwerp te bespreken met de directie (als er een directie is).
Waarom een vergoeding?
De discussie over vergoedingen aan bestuursleden van maatschappelijke organisaties is niet nieuw. De discussie gaat over het nut, de noodzaak en de rechtmatigheid van een vergoeding. De hoogte van een eventuele vergoeding is eveneens een punt om te bespreken. Soberheid bij de inzet van gemeenschapsgeld is een belangrijke en breed gedeelde norm. Ook in de kunst en cultuur. Maar ook private sponsoren of donateurs kunnen hier opvattingen over hebben en/of niet willen dat hun bijdragen aan dergelijke organisatiekosten worden besteed.
In de volgende paragraaf komen eerst de argumenten vóór het toekennen van een vergoeding aan de orde. Vervolgens geven we de tegenargumenten weer. Daarna gaan we in op hoe je een discussie over dit onderwerp kunt aanpakken.
Argumenten vóór het toekennen van een vergoeding
Argumenten vóór het toekennen van een vergoeding zijn onder meer:
1. Goed bestuur en toezicht stelt hoge eisen aan de professionaliteit van bestuursleden
Aan bestuursleden worden vaak hoge eisen gesteld. Dit kunnen vakinhoudelijke competenties zijn, zoals juridische, financiële, of HR-competenties en kennis van het werkterrein van de organisatie, maar het gaat ook om kennis en ervaring als bestuurder. Goed bestuur en toezicht vergt scholing in governance, kennis van relevante codes, bestuurlijk inzicht en het kunnen omgaan met dilemma’s. Een bestuur wordt geacht om, naast het belang van de instelling, ook maatschappelijke normen en waarden goed in het oog te houden. Dit alles stelt eisen aan professionaliteit en scholing. Een vergoeding kan een manier zijn om recht te doen aan de vereisten voor het goed vervullen van de functie.
2. Bezoldiging maakt de functie van bestuurslid toegankelijk voor meer mensen
Bezoldiging kan helpen om meer mensen in staat te stellen om op een functie als bestuurslid te solliciteren. Zonder vergoeding zou een deel van de potentiële kandidaten dit misschien niet kunnen doen. Denk bijvoorbeeld aan zzp’ers, voor wie het investeren van werktijd in een volledig onbetaalde functie een obstakel kan vormen. Door bezoldiging open je de deur voor een meer divers palet aan sollicitanten.
3.Goed bestuur en toezicht stelt hoge eisen aan de inzet en betrokkenheid van bestuursleden
Besturen en toezichthouden moet je niet alleen kunnen, je moet het ook doen. Dat vergt echte inzet en tijd: tijd om te vergaderen, stukken te lezen en vergaderingen voor te bereiden. En tijd voor het voeren van gesprekken met belanghebbenden en voor bijeenkomsten voor scholing of strategie. De verwachte inzet verschilt per organisatie en is ook afhankelijk van de situatie waarin de organisatie zich bevindt en of er bijzondere vraagstukken spelen.
4. Bestuurslid zijn is een verantwoordelijke functie
Goed bestuur gaat gepaard met een aanzienlijke verantwoordelijkheid. Het bestuur is formeel verantwoordelijk voor alle
beslissingen binnen de organisatie. Zelfs als een bestuur ‘op afstand van de organisatie staat’ of wanneer het een directeur (of zakelijk leider) heeft gemandateerd om bepaalde werkzaamheden uit te voeren, blijft het bestuur eindverantwoordelijk. Bovendien hebben bestuursleden ook bestuursaansprakelijkheid.
Een vergoeding kan daarom een billijke compensatie zijn voor de verantwoordelijkheid en het mogelijke risico op reputatieschade dat een functie als bestuurslid met zich meebrengt.
5. In andere sectoren is vergoeding van toezichthouders gebruikelijk
In maatschappelijke sectoren zoals volkshuisvesting, zorg en onderwijs hebben de meeste organisaties een raad van toezicht met daaronder een of meer directeur-bestuurders. In die sectoren resulteerde de discussie over bezoldiging in de conclusie dat goed toezicht om een adequate beloning vraagt. Vervolgens zijn normen vastgelegd over welke hoogte als passend wordt gezien en over de verantwoording daarvan in jaarverslagen en registers.
De cultuursector onderscheidt zich volgens ons niet van andere maatschappelijke sectoren als het gaat om de eisen aan professionaliteit, inzet en verantwoordelijkheid van toezichthouders. Ook voor culturele organisaties met een bestuur-model geldt dat bestuursleden professioneel moeten zijn. Zij zijn bovendien verantwoordelijk voor alle besluiten binnen de organisatie. Tegelijkertijd zijn culturele organisaties met een bestuur-model vaak kleine of middelgrote organisaties waarin minder geld omgaat dan in de grote culturele organisaties en zeker minder geld dan in de grote organisaties in de eerdergenoemde maatschappelijke sectoren. Mede daarom kunnen afwegingen voor en tegen een vergoeding voor bestuursleden in de culturele sector anders uitvallen.
Argumenten tegen een vergoeding
Argumenten tegen het toekennen van een vergoeding zijn onder meer:
1. Bestuursleden willen zelf geen vergoeding
Niet alle (leden van) besturen zijn voorstander van een vergoeding voor hun werkzaamheden. Ze kunnen er principiële bezwaren tegen hebben. Of ze kunnen ervan af willen zien omdat ze bijvoorbeeld een goed betaalde baan hebben en daarnaast graag iets willen teruggeven aan de maatschappij.
Ook zijn er organisaties die hun bestuursleden op een andere manier belonen. Bijvoorbeeld door in een jaarlijks educatiebudget te voorzien, waardoor bestuursleden cursussen kunnen volgen over inhoudelijke thema’s om hun functie als bestuurslid goed uit te oefenen.
2. Bezoldiging strookt niet altijd met opvattingen en/of regels van subsidieverleners
Overheden en fondsen hebben expliciete en impliciete opvattingen over de rechtmatige en effectieve besteding van middelen. Er kunnen ook regels gelden voor de beloning. Sommige gemeenten beperken vergoedingen voor toezichthouders en bestuursleden. Afwijken van deze regels kan worden gezien als onrechtmatige besteding en er kan zelfs op de subsidie worden gekort.
De rijksoverheid en de meeste gemeenten kennen overigens geen verbod op vergoedingen aan leden van besturen. De Wet Normering Topinkomens (WNT) erkent dergelijke vergoedingen en reguleert de maximale hoogte ervan. Wel geldt dat het belangrijk is om goed te communiceren over het toekennen van een vergoeding aan bestuursleden richting subsidieverleners.
3. Vergoeding kan gevoelig liggen bij sponsoren en donateurs
Andere belanghebbenden zijn sponsoren en donateurs. Zij stellen vaak specifiek middelen ter beschikking voor voorstellingen, werken en andere uitingen. Soms geven ze ook middelen voor verdere ontwikkeling van de organisatie. Het is daarom goed te toetsen hoe vergoeding van bestuursleden ligt bij sponsoren en donateurs. De communicatie over waaraan gelden worden besteed, dus ook wanneer bestuursleden een vergoeding ontvangen, is daarom erg belangrijk.
4. In de organisatie is nog geen sprake van Fair Pay
De roep om een eerlijke beloning van medewerkers en makers wordt steeds sterker. In het Cultuurbeleid voor 2021-2024 geeft de minister aan “Ook is het belangrijk dat kunstenaars een eerlijke beloning ontvangen voor hun inspanningen”. De Fair Practice Code biedt een handreiking aan de cultuursector op dit gebied, en is in veel gevallen een subsidievoorwaarde.
Een bestuur dat overweegt over te gaan tot een vergoeding, doet er verstandig aan om in de overwegingen mee te nemen hoe het staat met de eerlijke beloning van medewerkers en makers en hoe die zich verhoudt tot een vergoeding aan bestuursleden.
5. Vrijwilligers ontvangen geen vergoeding
Kunst en cultuur trekken vele liefhebbers. Niet alleen toeschouwers, maar ook vrijwilligers. Het bestaan van veel instellingen is mede afhankelijk van hun inzet. Zij ontvangen bij sommige organisaties een vrijwilligersvergoeding, maar ook zijn er veel vrijwilligers die zich zonder vergoeding inzetten. Zij ontlenen voldoening aan hun werk voor een organisatie die ze een warm hart toedragen en ervaren dit vaak als vorm van immateriële beloning. Evenals de gezelligheid en waardering die ze ervoor ontvangen. Toch kunnen zij kritisch zijn over (hoge) beloningen voor bestuursleden of kunnen zij vinden dat ze dan eveneens in aanmerking moeten komen voor een (bescheiden) vergoeding voor hun inzet. Het is daarom verstandig om in de overwegingen over het verlenen van een vergoeding aan het bestuur het vrijwilligersbeleid van de organisatie te betrekken.
Aanpak
De aanpak van de discussie over vergoedingen voor bestuursleden is belangrijk voor het begrip en draagvlak voor die keuze binnen de organisatie en in de buitenwereld. Betrek in de discussie in ieder geval de volgende drie aspecten:
1. Verkenning van opvattingen
Een eerste stap kan een verkenning zijn van het draagvlak voor een vergoeding. Vragen hierbij zijn bijvoorbeeld:
2. Formele aspecten
Naast inhoudelijke en morele afwegingen moeten vanzelfsprekend ook formele aspecten in de keuze voor een vergoeding worden betrokken.
3. Hoogte van de vergoeding
Voor de hoogte van een vergoeding zijn er verschillende invalshoeken mogelijk:
Conclusie
Voor het geven van een vergoeding aan bestuursleden in de cultuursector zijn goede argumenten te geven: de vereiste professionaliteit en specifieke competenties, de verwachte inzet in tijd en de met de functie gepaard gaande verantwoordelijkheden.
Er zijn echter ook tegenargumenten. Bijvoorbeeld wanneer een organisatie weinig geld heeft. Bestuursleden zelf hebben soms – principiële of praktische – redenen om geen vergoeding te willen ontvangen. Daarnaast stelt de ANBI-status beperkingen aan het geven van vergoedingen. Organisaties in de cultuursector opereren in een gevoelige, open omgeving met veel verschillende belangen en belanghebbenden (subsidiegevers, sponsoren, medewerkers, vrijwilligers). Die staan soms kritisch tegenover een vergoeding. Bestuursleden moeten ook daar rekening mee houden.
Een besluit rondom bezoldiging is kortom geen lichtzinnig besluit. Het vraagt om een evenwichtige afweging en goede motivering, in samenhang met een goed gesprek met belanghebbenden binnen en buiten de organisatie.
Je kunt deze handreiking hier downloaden als PDF.