Skip naar content
Skip naar content

Verdieping Andere tijden, zelfde missie

In 2025 bestaat Cultuur+Ondernemen negentig jaar. Wat in 1935 begon als een fonds voor kunstenaars, is uitgegroeid tot een organisatie die makers en culturele organisaties ondersteunt bij hun ondernemerschap, financiering en professionele ontwikkeling. De sector en de maatschappij zijn ingrijpend veranderd, maar onze missie is hetzelfde gebleven: het versterken van cultureel ondernemerschap en het helpen creëren van sterke, toekomstbestendige praktijken

Wat er voorafging

“Kunstschilders moeten leven op een wijze die eigenlijk een karikatuur van leven is. Zelfs de kleinste ambtenaar heeft een zekerder werkkring en een salariëring volgens betere grondslagen, dan het beste orkestlid.” Met deze woorden luidde wethouder Boekman in 1931 de noodklok tijdens een vergadering van de Amsterdamse gemeenteraad. Het was crisis en er heerste grote armoede onder kunstenaars. Hoewel ze allerlei creatieve oplossingen verzonnen, zoals gezamenlijk tentoonstellingen op zolder, huurkoopsystemen en betalingen in natura, konden ze hun beroep alleen blijven uitoefenen dankzij bijverdiensten.

Reden voor Jean François van Royen om in 1935 het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars op te richten. Als secretaris van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie (PTT) besteedde hij veel aandacht aan de esthetiek van de postzegel en betrok hij kunstenaars bij het ontwerpen van het meubilair en de typografie van de PTT. Van Royen zag het belang dat cultuur kon hebben voor een groot bedrijf, maar wilde er ook het publiek mee verheffen. Hij was ervan overtuigd dat kunst bij het dagelijks leven hoorde en dat kunstenaars een rechtmatige plaats moesten hebben in de maatschappij.

Tegen het spook van ‘de bedeling’

Het nieuwe fonds was bedoeld om kunstenaars te voorzien in levensonderhoud en te ondersteunen bij hun beroepspraktijk. In het bestuur zaten vertegenwoordigers van de overheid, maar ook kunstenaarsverenigingen; deze verenigingen droegen allemaal bij aan het fonds. Om toegelaten te worden, moest je een betrouwbare organisatie zijn met kunstenaars van een behoorlijk niveau. Om het spook van ‘de bedeling’ buiten de deur te houden werd er ook altijd een tegenprestatie verlangd. Medewerker Ben Wiegman herinnert zich hoe het kantoor aan het begin van dit millennium nog vol hing en stond met kunst, geschonken door kunstenaars die steun hadden gekregen. “Het leek wel een zeventiende-eeuws woonhuis. Van heel abstract tot figuratief uit de jaren dertig.”

Al snel na de oprichting kwam er bovendien een nevenfonds bij dat geen geld uitkeerde voor levensonderhoud of vaste beroepskosten, maar leningen en bijdragen verstrekte voor de financiering van onvoorziene kosten. Of zoals de statuten het formuleerden: ‘ter opheffing van bijzondere moeilijkheden, die een belemmering vormen voor hun artistieke werkzaamheden.’ Dat kon bijvoorbeeld gaan om een nieuw atelier.

De kunstenaar als bohémien

In de jaren vijftig werd er voor het eerst een sociaal werker aangesteld die ‘begrip zou hebben voor de noden van de kunstenaars en voor de mentaliteit en de sfeer waarin zij leven.’ Deze coach avant la lettre kwam van Philips, en aanvankelijk was er wat argwaan of iemand van een multinational de mentaliteit van kunstenaars zou begrijpen. Die houding was tekenend voor de sfeer van de tijd, waarin de romantische artistieke kunstenaar ver afstond van alles wat zakelijk was.

“Toen het Voorzieningsfonds begon, was er helemaal niet zo’n groot onderscheid tussen de toegepaste en de autonome kunstenaar, maar vanaf de jaren vijftig kwam de nadruk enorm op authenticiteit te liggen”, vertelt Erik Akkermans, voorzitter van het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars in de jaren tachtig. “Het kunstenaarschap werd enorm geromantiseerd. Je hoorde erbij als je een beetje bohémien was en vooral niet met de burgerij meeliep.” Hij herinnert zich demonstraties in de jaren zeventig met op de spandoeken: subsidie is een recht. “Ik wilde naar een organisatie waar kunstenaars zelf verantwoordelijkheid nemen. Niet denken: het komt op me af.”

Cultureel ondernemerschap

Met de komst van directeur Jo Houben in 1999 werd die verandering echt ingezet. De organisatie professionaliseerde en ging samen met Stichting Scheppende Kunstenaars en Podium KunstWerk verder onder de naam Kunstenaars&CO. Jo Houben: “Ik wilde kunstenaars op een ander spoor zetten. Het vraagstuk van slechte inkomens van kunstenaars wordt nooit opgelost als kunstenaars daar niet zelf de hoofdrol in vervullen. Eerder kwamen kunstenaars bij ons met de vraag: hoe kan ik voortzetten wat ik gisteren deed? Wij wilden mensen juist activeren het ánders te doen.” Wat veel mensen niet weten, is dat ‘CO’ stond voor cultureel ondernemen, een woord dat toen nog nauwelijks gebruikt werd in de cultuurwereld.

Binnen de organisatie ontstond steeds meer twijfel over het nut van schenkingen aan individuele kunstenaars. Geld weggeven brengt geen verandering teweeg, had Jo Houben geleerd tijdens zijn werk in het sociale domein: ”Subsidie maakt het mogelijk dat er een activiteit ontplooid wordt, maar draagt nauwelijks bij aan de ontwikkeling van diegenen die deze activiteit uitvoeren”. Ben Wiegman: “Het zette geen zoden aan de dijk. Zo lang iemand niet investeert in zijn netwerk, gaat hij ook de volgende opdracht niet binnenhalen. Op een gegeven moment vroegen we aan elkaar: hoelang blijven we dit nog doen?”

Economische zelfstandigheid

Jo Houben bedacht een fonds waar kunstenaars geld konden lenen om als ondernemer investeringen te doen: het Fonds Cultuur+Financiering. “Er was een goede terugbetaalmoraal, want als jij als leningnemer het geld niet terugbetaalde, kon een van jouw collega’s het niet meer lenen. En het Fonds was anders dan een bank: als iemand in de problemen kwam, voerden we een gesprek om te kijken waar de oplossingen liggen. Mensen waren altijd blij als ze hun lening hadden afgelost. Op een gegeven moment zagen we echt een beweging van uitkeringsafhankelijkheid naar economische zelfstandigheid. Zelfstandigheid moet je verwerven, die krijg je niet.”

Ongeveer gelijktijdig veranderde in 2005 de Wet Inkomen Kunstenaars (WIK) in de WWIK, op initiatief van toenmalig staatssecretaris Mark Rutte. Kunstenaars konden hiermee een aanvulling op hun inkomen krijgen. Die extra W stond voor Werk en was meer dan daarvoor een stimulans voor kunstenaars om zelf geld te verdienen. Het was een van de taken van Kunstenaars&CO om te toetsen of kunstenaars daadwerkelijk professioneel kunstenaar waren en in aanmerking kwamen voor de (W)WIK-regeling. Daarnaast richtte de organisatie zich steeds meer op hoe kunstenaars een plek konden verwerven in de maatschappij. Bijvoorbeeld met netwerktrainingen, het programma ‘Beroepskunstenaars in de klas’, en werkervaringsplekken in de cultuursector, de zorg, in gevangenissen en bij bedrijven.

Organisaties en goed bestuur

In 2010 fuseerde Kunstenaars&CO met Kunst & Zaken en kreeg de naam Cultuur+Ondernemen. Met Kunst & Zaken kwamen er een nieuwe doelgroepen binnen: managers, bestuurders en toezichthouders. Adjunct-directeur Karen de Meester: “Kunst & Zaken dreigde te verdwijnen, terwijl ze een enorme deskundigheid hadden opgebouwd die waardevol was. Zij richtten zich op culturele organisaties, Kunstenaars&Co tot dan toe op kunstenaars. Ik zag meteen in: als culturele organisaties goed functioneren, dan bieden zij ook een podium en werkgelegenheid aan kunstenaars. We konden elkaar echt versterken.”

Naast ‘financiering’ werd ‘goed bestuur’ een van de speerpunten van Cultuur+Ondernemen. Kunst & Zaken had een Cultural Governance Code, een instrument voor goed bestuur en toezicht in de culturele sector, die Cultuur+Ondernemen met de sector doorontwikkelde tot de Governance Code Cultuur.

Een stap verder zetten

Toen in 2012 de WWIK werd afgeschaft, verviel ook de wettelijke taak die Cultuur+Ondernemen had rond de toetsing van kunstenaars. Karen de Meester: “Sindsdien zijn we nog meer een kennisplatform geworden. Een plek waar organisaties en kunstenaars kunnen reflecteren: waar staan we nu? Wij helpen hen naar de lange termijn te kijken en een stap verder te zetten.” Ben Wiegman voert al 26 jaar coachingsgesprekken met kunstenaars. Zijn ogen twinkelen als hij erover vertelt: “Ik kan bij kunstenaars echt het verschil maken. Of het nu gaat om een Arabische fotograaf die in Nederland opnieuw een netwerk moet opbouwen, een grafisch ontwerper die meer uitdaging wil van zijn opdrachtgevers, of een kunstenaar die na ziekte zijn weg terugzoekt op de arbeidsmarkt.”

Het enorme netwerk dat de organisatie heeft opgebouwd bestaat uit veel ervaren kunstenaars en zakelijk leiders die het leuk vinden om hun kennis over te dragen. Zij treden op als mentor, maar delen hun successen en mislukkingen ook tijdens bijeenkomsten en in de ervaringsverhalen op de site.

Pandemie als kantelpunt

In 2020 zette de coronapandemie de culturele en creatieve sector volledig op zijn kop. Theaters en musea sloten en voor veel makers viel het werk van de ene op de andere dag weg. Tegelijkertijd bleef de behoefte aan kunst en cultuur onverminderd groot: digitale concerten, online voorstellingen en kleinschalige initiatieven zorgden voor verbinding in een tijd waarin fysiek contact beperkt mogelijk was.

Makers en organisaties ontwikkelden nieuwe digitale verdienmodellen, hybride ondernemen nam een enorme vlucht en het belang van financiële en organisatorische weerbaarheid werd scherp zichtbaar. Titia Haaxma, directeur-bestuurder sinds 2016, kijkt terug op die periode: “Bijna iedereen, van organisatie tot zelfstandig kunstenaar, moest zich opnieuw uitvinden en zich afvragen: wat heb ik te bieden, hoe kan ik dat bij mijn publiek brengen en hoe zorg ik dat ik daar ook geld mee verdien? We hebben in die tijd de sector intensief opgezocht en zagen wat er speelde. Daardoor wisten we wat er nodig was.”

Cultuur+Ondernemen ontwikkelde razendsnel digitale kennisprogramma’s over digitale verdienmodellen en hybride ondernemen en bood al na twee weken online advies. En dankzij extra financiële middelen van het ministerie van OCW breidden de leenfaciliteiten niet alleen fors uit, de maximale leenbedragen gingen van € 60.000 naar € 500.000. Dat maakte herstel en verdere opbouw in de sector mogelijk. De groeisprong en commerciëlere ondernemers waar Cultuur+Ondernemen mee te maken kreeg, zorgden voor nieuwe ervaringen en kennis, een verdere professionalisering van de organisatie en een versteviging van de positie als financier en expert in de sector.

In 2021 trad Cultuur+Ondernemen toe tot de Culturele basisinfrastructuur (BIS). Titia Haaxma kijkt er met trots op terug: “Dat was een geweldige erkenning voor de belangrijke ondersteunende rol die we al die jaren in de culturele en creatieve sector vervulden.” Het gaf ook ruimte om verder vooruit te kijken en meerjarig te investeren.

Naast de sector: toen, nu en in de toekomst

En ook nu zijn er weer nieuwe uitdagingen. Cultuur+Ondernemen ziet van dichtbij hoe kwesties als maatschappelijke impact, stijgende lasten en AI de culturele en creatieve sector beïnvloeden, en hoe weinig reserves makers en culturele organisaties hebben om te investeren en risico te nemen. Cultuur+Ondernemen ondersteunt niet alleen makers en organisaties direct hierbij, maar richt zich ook op verbetering van de randvoorwaarden voor cultureel ondernemerschap, zoals betere toegang tot financiering en beleid en regelgeving die goed ondernemerschap, financiering en governance de ruimte geven.

Titia Haaxma: “Wij zien echt een grote en structurele financieringsbehoefte in de sector. Maar we zien ook dat er veel geld beschikbaar is in de samenleving. Vraag en aanbod komen nog onvoldoende bij elkaar. Het vraagt lef, vakmanschap en samenwerking om bestaande middelen effectiever in te zetten en nieuwe bronnen aan te boren.”

Dit soort signalen en oplossingen brengt Cultuur+Ondernemen onder de aandacht bij beleidsmakers, financiers en andere stakeholders. Titia Haaxma ziet die rol, van aanjager en verbinder, als essentieel: “We hebben elkaar nodig. Er zit zóveel potentie in de sector en de waarde van cultuur voor onze samenleving is van zulk groot belang.” Zo versterkt Cultuur+Ondernemen al negentig jaar creatieve makers en organisaties. Dat was zo, en dat blijft zo.

Bronnen

  • Akkermans E., De hand aan de ploeg. Ultrakorte geschiedenis van werk, markt en inkomen in de culturele en creatieve sector. (2018)
  • Mulder R., Op grondslag van solidariteit. Zestig jaar Voorzieningsfonds voor Kunstenaars. (1996)
  • Archiefstukken Voorzieningsfonds voor Kunstenaars
  • Archiefstukken Stichting Scheppende Kunstenaars
  • Archiefstukken Kunst & Zaken
  • Archiefstukken Cultuur+Ondernemen