Interview Zakelijk Bekeken - Interview met Jan Teeuwisse, voormalig directeur van Beelden aan Zee
"Bouw niet op subsidie"
Hoe kijken zakelijk leiders aan tegen ondernemerschap? Welke stappen zetten zij om nog verder te professionaliseren? Wat willen zij de volgende generatie ondernemers meegeven? We starten een nieuwe interviewreeks met zakelijk leiders en directeuren uit de cultuursector over strategie en professionele ontwikkeling. Vandaag vertelt Jan Teeuwisse, tot voor kort directeur van museum Beelden aan Zee in Scheveningen, over het vinden van steun (en geld) via minder geijkte paden.
‘Alsof je naar Joop van de Ende gaat’, reageerden collega’s toen Jan Teeuwisse in 2002 overstapte van het volledig gesubsidieerde Rijksbureau Kunsthistorische Documentatie naar het particuliere museum Beelden aan Zee. “Particuliere musea waren toen nog controversieel. Het was de tijd dat Audi het Stedelijk Museum niet mocht sponsoren omdat dat verdacht zou zijn.”
Zelf was Teeuwisse juist wel gecharmeerd van de mentaliteit van Beelden aan Zee, dat in 1994 opende. “Ik kom uit een kunstenaarsgezin en dat was altijd bikkelen en knokken. Er was helemaal geen subsidie, je moest je eigen broek ophouden. Dus ik vond het heel leuk hoe oprichters Theo en Lida Scholten dat deden.”
'Overheidssubsidie is een heilloze weg'
Oprichter Theo Scholten overleed drie jaar na de aanstelling van Teeuwisse. Hij was een selfmade man uit het bedrijfsleven en had voor het museum inspiratie opgedaan in de Verenigde Staten. “Hij wilde een particulier museum bouwen dat op eigen benen kon staan. Overheidssubsidie vond hij een heilloze weg; een overheid wisselt van politiek en dan hang je aan het infuus.” Bovendien vond Scholten het ook slecht voor de mentaliteit van de medewerkers: “Die gaan dan maar gewoon bij de verwarming zitten en er gebeurt niets.” Scholten bouwde het museum en schonk zijn verzameling, maar de rest moest op eigen kracht gebeuren. “Zijn visie was: als je een groot kapitaal aan een museum geeft, dan gaan ze dat opeten. Je moet zorgen dat het minimaal een break even situatie is.”
Het museum vanaf het begin met verschillende groepen sponsors: gepensioneerde vrijwilligers sponsoren met hun inzet, ‘vrienden van het museum’ betalen 50 euro per jaar en ‘gouden vrienden’ 250 euro. Teeuwisse voegde daar nog een groep aan toe: de Sculpture Club met 80 leden. “Een initiatief van tien dertigers die het museum wilden steunen en hun netwerk ter beschikking hebben gesteld." Dat netwerk bestaat uit een groep die niet zo gauw naar musea gaat omdat ze geen tijd hebben: dertigers en veertigers uit het bedrijfsleven. Zij betalen 1000 euro per jaar en komen naar speciale bijeenkomsten waar ze ook kunnen netwerken.
Een board of trustees
De belangrijkste sponsor blijft de bezoeker die een ticket koopt, koffie drinkt en een catalogus aanschaft, maar die is ook onvoorspelbaar: “Als wij per jaar 20.000 bezoekers meer hebben dan begroot, maken wij winst. Maar als het in december sneeuwt en er komt opeens niemand, zitten wij al met een probleem.” Dus bedacht Teeuwisse nog een manier om geld te binnen te halen, naar voorbeeld van Tate Modern in Londen: een board of trustees.
“Dat zijn mensen uit het bedrijfsleven die niet de kwartaalcijfers willen, maar het leuk vinden om met de directeur over het artistieke beleid te praten.” Teeuwisse introduceerde 20 zetels, elk gekoppeld aan een onderdeel van het artistieke beleid van het museum, zoals Chinese hedendaagse kunst of Israëlische beeldhouwkunst. “De trustees hebben allemaal een link met een verzameldomein waarover ze ons kunnen adviseren. En ze betalen minimaal 10 duizend euro per jaar voor een periode van minimaal 5 jaar.”
Wat zij ervoor terugkrijgen? “Dat zij onderdeel uitmaken van het succes van het museum. Een keer per jaar is er een vergadering met een diner en ze maken jaarlijks een - door henzelf betaalde - werkreis naar bijvoorbeeld China of Italië om ateliers te bezoeken.” Teeuwisse krijgt wel eens de bezorgde vraag of die trustees niet te veel invloed uitoefenen. Hij ziet dat anders: “Ik maak juist enorm gebruik van hun kennis en uiteindelijk nemen wij zelf de beslissingen.”
Niet alleen maar voor de poen
Teeuwisse is zelf degene binnen het museum die zich bezighield met sponsors. “Ik was altijd op zoek naar mensen die iets met sculptuur hebben. Dat betekent dat je daar als directeur ook liefde voor moet hebben, anders kun je die niet delen.” Het betekent ook dat hij zeven dagen per week beschikbaar moest zijn. “Als ik mensen op het oog heb en ik weet dat ze op zaterdagavond iets hebben waarvan ze het leuk vinden dat ik erbij ben, dan fietste ik daar natuurlijk meteen heen.” Ook niet onbelangrijk: “Als je het alleen maar doet voor de poen, wordt het niets. Je moet echt interesse in mensen hebben.”
Zijn belangrijkste advies aan een volgende generatie: als particulier museum zijn je sponsors heilig. “Of het nou een vergrijsde vriend van het museum is of een trustee: je moet ze allemaal eren. Daar moet je je medewerkers van doordringen: dat de sponsors ook hun salaris betalen.”
De verwarming moet niet te hoog
De helft van de inkomsten van Beelden aan Zee komt van particulieren, de rest van fondsen. In 2019 heeft het museum bovendien nog een eigen fonds opgericht, ter ere van zijn 25-jarig jubileum: het Lida Fonds. “Dat richt zich op vrouwen en moet helpen de blockbustertentoonstellingen te financieren. Op de oprichtingsavond vorige maand is al 4 ton binnengehaald.”
Teeuwisse moet soms een beetje grinniken als hij collega’s hoort over cultureel ondernemerschap. “Die krijgen vaak wel gewoon ieder jaar twee miljoen van de overheid. Als ik dat gehad zou hebben, zou ik gigantische winst gemaakt hebben.” Toch had hij niet volledig gesubsidieerd willen worden. “ Als de verwarming niet zo hoog staat, blijf je actiever. Je beoordeelt de offertes van de transporteur veel sterker want je weet dat het erop of eronder kan zijn. Als ik had geweten dat de minister of de burgemeester aan het einde van de maand de salarissen overmaakte, zou ik er toch heel anders in hebben gestaan.”
Bloeiende vermaakindustrie
Het cultureel ondernemerschap heeft Nederlandse musea goed gedaan, vindt Teeuwisse. “In de jaren ‘70 en ’80 hoorde je de suppoosten in het Rijksmuseum om kwart voor vijf al met hun sleutelbos rinkelen, nu is dat echt anders, met hoogwaardige cafés en winkels erbij. Er wordt altijd nog met een soort dedain naar de culturele wereld gekeken, maar het is inmiddels een van de bloeiendste vermaakindustrieën van Nederland. Zoals Axel Rüger van het Van Gogh Museum eerder zei: het is eigenlijk raar dat museumdirecteuren niet vaker gevraagd worden voor een Raad van Toezicht van grote bedrijven.”
Bekijk ook het videointerview met Jan Teeuwisse over de strategie achter Beelden aan Zee.
-
Stuur een e-mail naar Karen de Meester karen@cultuur-ondernemen.nl -
Bekijk de LinkedIn pagina van Karen de Meester