Skip naar content
Skip naar content

Verdieping Broedplaatsen in kaart gebracht met de Broedplaatsenmonitor

Sinds 2000 werkt de gemeente Amsterdam aan creatieve broedplaatsen door de hele stad. Zo krijgen leegstaande gebouwen een nieuwe functie en kunstenaars een betaalbaar atelier. Na vijftien jaar vond het Bureau Broedplaatsen het tijd alle plekken eens goed in kaart te brengen. Cultuur+Ondernemen ontwikkelde daarvoor de Broedplaatsenmonitor. Adviseur Alexander Ramselaar en Jaap Schoufour, hoofd van het bureau, vertellen erover.

Jaap Schoufour is hoofd van het Bureau Broedplaatsen. “Deze plekken hebben grote meerwaarde voor de stad. Ze bieden bijvoorbeeld startende creatieven een plek en een professionele omgeving en kunnen iets op gang brengen in de buurt. Zo zie je bijvoorbeeld dat de broedplaatsen in Nieuw-West ook vaak functioneren als buurtsoos.”

De gemeente investeert miljoenen in deze plekken, en dat gemeenschapsgeld moet verantwoord worden, legt Schoufour uit. “Daarom wilden we veel beter kijken naar hun functioneren, dan alleen strikt naar of ze aan de subsidievoorwaarden voldoen. Broedplaatsen zijn levende organismen, en als we als gemeente te grote afstand houden, lopen dingen niet altijd even soepel, bijvoorbeeld het bestuur ervan.”

De oplossing: een heuse Broedplaatsenmonitor, die het bureau twee jaar geleden is gaan ontwikkelen met adviseurs Alexander Ramselaar en Vivienne Medik van Cultuur+Ondernemen. Ramselaar licht toe: “Tegenover subsidie staan afspraken en verplichtingen. Voldoen al die plekken daaraan? Worden verwachtingen waargemaakt? Wat kan er beter? We hebben een systeem voor formele toetsing ontwikkeld op vier vlakken: financiën, governance, programmering en het CAWA-criterium, oftewel of ze voldoen aan het minimum aantal huurders met een CAWA-status.”

Broedplaatsenmonitor
Broedplaatsenmonitor


Op het schema hiernaast staan de veertig broedplaatsen onder elkaar (genummerd van 1 t/m 40) waarin per thema (CAWA, Financiën, Organisatie, Programmering) vermeld wordt wat de bevindingen zijn. Een groen vlakje betekent dat er niets aan de hand is, een oranje vlakje laat ruimte voor verbetering zien en een rood vlakje betekent dat de situatie zorgelijk is. Niet geanalyseerde onderdelen zijn grijs/wit gebleven.

De inventarisatie was veel werk, vertelt Schoufour. Maar heeft ook veel ‘bijvangst’ opgeleverd: “Er is veel informatie naar boven gekomen waar we mee aan de slag kunnen. Bijvoorbeeld dat er vaak expertise ontbreekt op het gebied van governance. Daarom zijn we, naar aanleiding van de uitkomsten van de monitor, ook begonnen met expertmeetings.”

Die bijeenkomsten zijn erg vruchtbaar: “We hebben mensen uitgenodigd die het niet in orde hebben, of het juist op een bijzondere manier regelen. Via de meetings leren de broedplaatsen veel meer over elkaar en komt er contact tussen de plekken tot stand. Sinds de monitor is er meer een verbond, dat houden we er zeker in.”

Schoufour: “We willen de broedplaatsen zelf een spiegel kunnen voorhouden. Na twee jaar bouwen aan de monitor hebben we vorige maand alle broedplaatsen een analyse over 2015 gestuurd. Nu kunnen we het gesprek aangaan: wat gaat er goed, wat kan er beter? Ik hoop dat het op sommige plekken leidt tot een ongemakkelijke bestuursvergadering.”

En dat is nodig, meent het hoofd van Bureau Broedplaatsen: “We moeten deze plekken minder kwetsbaar maken. Ze staan onder druk vanwege de enorme vraag naar ruimte in de stad, maar er zijn genoeg redenen om te blijven bestaan. Met hulp van de monitor brengen we die nog beter in kaart en helpen we de broedplaatsen aan een sterkere positie.”